19-12-2025

Triage optimaliseren met onderzoek uit de praktijk

Hoe zorgen we ervoor dat patiënten direct de juiste zorg, op het juiste moment, op de juiste plaats krijgen? Zeker in tijden van overbelaste zorg? Verpleegkundig specialisten Peter de Kruijter (RAV Zuid-Holland Zuid) en Risco van Vliet (RAV Brabant Midden-West-Noord) werken dagelijks aan die vraag. Zij combineren hun medische en verpleegkundige werk met het doen van onderzoek. Beiden willen ze de triage en urgentie-indeling in de ambulancezorg optimaliseren, vanuit de praktijk én met onderbouwde conclusies. Een waardevolle combinatie!

“Het doel van triage is helder,” begint Peter. “De patiënt ontvangt de juiste zorg, van de juiste zorgprofessional op het juiste moment. Maar in de praktijk zien we dat dit niet altijd lukt. Uit de cijfers van de afgelopen jaren zien we nog wel eens dat een A1-urgentie ter plaatse een A2-urgentie blijkt te zijn. Dit speelt landelijk en ook in mijn eigen regio Zuid-Holland Zuid.”

Triage als uitdaging

Risco merkt dit in zijn regio Brabant Midden-West-Noord ook. “Je ziet dat sommige zorgvragen bij ‘het verkeerde loket’ binnenkomen. Zoals een zorgvraag die bij 112 binnenkomt, maar eigenlijk voor de huisartsen(spoedpost) bedoeld is. Dat willen we slimmer organiseren.” Peter vult aan: “Voor zowel zorgverleners als voor de patiënt is het immers beter en prettiger als de zorgverlening direct goed aansluit op de zorgvraag.” Om dit te optimaliseren, doen Peter en Risco onderzoek.

ProQA

In hun onderzoeken focussen Peter en Risco zich op triage door de meldkamer ambulancezorg (MKA). Peter richt zich momenteel op twee ProQA-onderzoeken. ProQA is een softwareprogramma voor meldkamers, dat centralisten ondersteunt bij het uitvragen van een 112-melding met behulp van een gestandaardiseerd protocol.

Uit ProQA rolt een triagecode. Hieraan zit een urgentie gekoppeld. Bijvoorbeeld: een reanimatie wordt geduid als een ‘9E1’, waarop een ambulance met een A0 (= hoogste urgentie) wordt ingezet. Iemand die al langer rugpijn én geen voorgeschiedenis heeft, komt op een code 5A2, waarvoor doorgaans geen ambulance wordt ingezet. Die zal hoogstwaarschijnlijk doorverwezen worden naar een huisarts.

Van praktijk naar onderzoek: TRUE en TriAmbu

Het overkoepelende doel van de beide ProQA-onderzoeken is kijken of zorg efficiënter kan, zowel voor de zorgverlener(s) als voor de patiënt. Bij deze onderzoeken werkt Peter samen met ziekenhuizen en andere RAV’s.

“Ik ben ervan overtuigd dat je veel praktijkproblemen kunt oplossen met onderzoek,” zegt Peter. “Het eerste onderzoek heet TRUE (Triage Urgency Evaluation) en is gestart in 2021. Hierbij werkt onze RAV samen met het Erasmus Medisch Centrum en het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Voor dit onderzoek vergelijken we of de urgentie die de MKA aan een zorgvraag heeft gekoppeld, overeenkomt met de uiteindelijke diagnose op de Spoedeisende Hulp. Zo krijgen we inzicht in hoe goed inschattingen overeenkomen met de realiteit.” Peter benadrukt hierbij dat je altijd voor ogen moet blijven houden dat een meldkamercentralist het bij een 112-melding ‘slechts’ moet doen met de informatie die de beller op dat moment geeft. Een één-op-één vergelijking met de uiteindelijke ziekenhuisdiagnose is dus niet te maken.

Bij het tweede onderzoek TriAmbu zijn meerdere RAV’s betrokken die ook ProQA gebruiken. Peter: “We vergelijken de triagecodes met de situatie die ambulancezorgprofessionals aantreffen bij de patiënt. Zo ontstaat een breder beeld van de nauwkeurigheid van het systeem.”

Samenwerken aan verbetering van triage

In het voorjaar van 2026 gaat Peter in gesprek met de medisch managers van de betrokken RAV’s over de resultaten van het onderzoek. Vraag die centraal staat is of de uitkomsten aanleiding geven tot aanpassing van de urgentie bij sommige triagecodes, zodat de juiste groep patiënten de juiste urgentie krijgt. “We willen tot onderbouwde aanpassingen komen,” zegt hij. “Het doel is dat we op basis van data het gesprek met elkaar aangaan over wat het betekent als je de triagecodes aanpast. Wat hierbij vanzelfsprekend altijd vooropstaat: de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de patiënt staan centraal.”

Peter is erg tevreden over de samenwerking met de genoemde partners. “Ze zijn erg enthousiast en welwillend. Iedereen draagt op zijn eigen manier bij: denk aan expertise, inzet of data. De neuzen staan allemaal dezelfde kant op.”

Verlengde triage: extra expertise op de meldkamer ambulancezorg

RAV Brabant Midden-West-Noord, waar Risco werkt, zit in twee meldkamers ambulancezorg die allebei gebruik maken van ProQA. De RAV is zo’n zes maanden geleden gestart met een pilot waarbij extra expertise op de meldkamers is gezet. Op beide locaties is nu per dienst een verpleegkundig specialist aanwezig die meeluistert en meedenkt bij 112-meldingen, oftewel ‘verlengde triage’.

Maar hoe werkt die extra expertise en andere werkwijze in de praktijk? Risco licht dit toe: “Stel, de centralist neemt een 112-melding aan en voert de triage uit. Dan komt er een triagecode uit. Bij twijfel over deze code kan de verpleegkundig specialist het gesprek overnemen voor de verlengde triage, eventueel met beeldbellen.” Twijfel kan bijvoorbeeld ontstaan als een klacht of symptoom bij hoge spoed óf minder hoge spoed kan passen. Wat doe je bijvoorbeeld als iemand flauwvalt, eerst niet wakker wordt, maar tijdens de melding toch ineens weer herstelt?

“Uit de verlengde triage komen vervolgens drie opties,” zegt Risco. “Zelfzorgadvies, verwijzing naar een ketenpartner of er komt een vorm van ambulancezorg. Dat kan een solist zijn (verpleegkundig specialist of physician assistant), een ambulance of zorgambulance.” Deze aangepaste werkwijze is overgenomen na bestudering van onderzoeken uit onder meer het Verenigd Koninkrijk, waar op de meldkamer ook wordt gewerkt met verlengde triage.

Geert-Jan Deddens is één van de aanjagers van deze pilot en het project wordt geleid door een beleidsmedewerker. Momenteel wordt gezocht naar een partij die kan ondersteunen bij een wetenschappelijke studie. Risco heeft hierbij een ondersteunende rol.

Meten we de juiste variabelen?

Risco kan voorzichtig zeggen dat de werkwijze in de pilot effect lijkt te hebben, namelijk zorg kunnen bieden die beter aansluit op de zorgvraag van de patiënt. “Ondertussen zijn we de pilotfase bijna voorbij,” vertelt hij. “We wilden eerst weten: werkt dit in de praktijk? En welke variabelen kunnen we monitoren om het ‘succes’ te meten? Dit evalueren we elke vier weken. Inmiddels kijken we ook verder en onderzoeken we of we eigenlijk wel de juiste dingen meten. Denk aan: hoeveel minuten kost het om een ambulance of ambulancezorgprofessional in te zetten? Hoe zit het met de afschaling van een spoedinzet naar een minder spoedeisende inzet? En met welke ziektebeelden hebben we vooral te maken?”

Ondertussen is er ook contact met kennispartners Maastricht University en de HAN. “Zij kunnen ons onder meer helpen bij vragen over het verkrijgen van data en de beschrijving van die data.”

Tijd, data en draagvlak

Onderzoek doen in de ambulancezorg is uitdagend. ‘Tijd’ zit nog wel eens in de weg. “Wat de onderzoeken in mijn RAV betreft: ik dacht eerst, dat doen we wel even in een paar maanden. Inmiddels zijn we vier jaar verder,” lacht Peter. “Maar ondertussen weet ik ook: goed onderzoek doen kost tijd, zeker als je wilt gaan voor blijvende verandering.” Ook het verzamelen, analyseren en interpreteren van data is soms complex. Peter: “Hoe doe je dat nu goed? Dit vraagt om specifieke expertise en inzet. We willen uiteindelijk ook een dashboard bouwen waarmee alle meldkamers die werken met AMPDS (Advanced Medical Priority Dispatch System) realtime inzicht krijgen in de belangrijkste gegevens. AMPDS is het onderliggende, wereldwijd gebruikte protocol voor het beoordelen van medische noodgevallen: dit is de basis voor de software ProQA. Hier hebben we hopelijk in 2026 de capaciteit voor.”

Risco is het met Peter eens: “Tijd en geld zijn vaak barrières. En onderzoeken laten ‘landen’ vraagt draagvlak. Het primaire proces moet altijd kunnen doorgaan, oftewel: de ambulances moeten blijven rijden. Collega’s moeten duidelijk zien wat het oplevert als je dankzij onderzoek verandering wilt doorvoeren op de werkvloer. Logisch. En zodra ze merken dát het werkt, en de zorg voor onze patiënten dus verbetert, dan krijg je er veel energie voor terug.”

De kracht van ‘samen’

Voor Peter en Risco is de wens voor de toekomst helder. “Het zou geweldig zijn als we dit soort onderzoeken ook kunnen uitbreiden naar RAV’s die met het andere triagesysteem; NTS werken,” zegt Peter. “Dan kunnen we landelijk leren en nog beter onderbouwen waar aanpassingen nodig zijn.” Een goede stap hiervoor is aansluiting bij het landelijke Onderzoeksnetwerk Triage en Urgentie-indeling van AZN. Peter en Risco zijn hier allebei aan verbonden. Ze ervaren dit als erg waardevol. Risco: “Wij doen bij onze RAV meer regionale onderzoeken. In dit landelijke netwerk kun je de krachten bundelen, zodat onderzoeken uiteindelijk meer body krijgen, door meer data, meer expertise, en meer mankracht. Zo kunnen we in heel Nederland nog meer structurele verbeteringen realiseren.”

Zoek elkaar op

Tot slot hebben Peter en Risco nog een aantal tips voor collega’s die ook ‘iets’ willen doen met onderzoek. “Begin met nieuwsgierigheid: wat valt je op, wat kan beter? En doe het vervolgens niet alleen, maar sluit je aan bij één van de landelijke AZN-netwerken om medestanders te vinden,” zegt Peter. Risco beaamt dit. “Zoek elkaar op, deel ervaringen. Samen kun je écht iets veranderen. Uiteindelijk draait het om één doel: de juiste zorg, op het juiste moment, door de juiste zorgverlener!”

Meer weten?

Heb je naar aanleiding van dit artikel vragen of wil je meer weten over de onderzoeken? Stuur dan een e-mail naar Peter de Kruijter (PJ.de.Kruijter@ravzhz.nl) of Risco van Vliet (r.vliet@ravbrabantmwn.nl).